Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Deurwaarderskortgeding. Prejudiciële vraag. Overgang executiebevoegdheid ex art. 431a Rv in geval van juridische fusie.

Feiten

De kantonrechter van de rechtbank Amsterdam veroordeelt Demnati, bij vonnis van 26 september 2013, om aan Agis Zorgverzekeringen, een rechtsvoorgangster van Achmea, een bedrag van € 789,33, vermeerderd met wettelijke rente, te betalen. Uit hoofde van dat vonnis heeft Agis op 8 januari 2014 ten laste van Demnati executoriaal derdenbeslag onder de belastingdienst gelegd.

Op 31 december 2014 fuseert Agis met Achmea. Als gevolg van deze fusie gaan de vorderingen van Agis op haar debiteuren (waaronder Demnati) onder algemene titel op Achmea over.

Volgens de gerechtsdeurwaarder moet Achmea, op grond van art. 431a Rv, de rechtsovergang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel als gevolg van de juridische fusie van Agis aan Demnati betekenen. Achmea stelt dat er geen dan wel onvoldoende belang bestaat bij naleving van het voorschrift tot betekening van art. 431a Rv. In dit verband merkt zij op dat sprake van een juridische fusie is, waarbij Agis volledig is overgegaan in Achmea en waarbij het vermogen van Agis onder algemene titel door Achmea is verkregen.

Het geschil wordt aan de voorzieningenrechter te Amsterdam voorgelegd.

Voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter komt er niet uit en stelt, bij vonnis van 13 april 2015. de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad:

  1. Omvat een redelijke uitleg van art. 431a Rv de situatie van een rechtsovergang onder algemene titel krachtens een juridische fusie zoals bedoeld in art. 2:309 BW en zo ja, verplicht art. 431a Rv tot betekening van de rechtsovergang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel als gevolg van een fusie waarbij sprake is van een verdwijnende en een verkrijgende rechtspersoon die de bevoegdheid onder algemene titel verkrijgt, ook indien geen misverstand kan bestaan omtrent de (rechts-)persoon aan wie bevrijdend kan worden betaald en lopende executies via de rekening van de deurwaarder worden afgewikkeld, de geëxecuteerden tijdig van de fusie op de hoogte zijn gesteld en de betekeningskosten voor rekening van geëxecuteerden komen?
  2. Indien uw Raad betekening op de wijze als voorzien in art. 431a Rv niet noodzakelijk acht, dient de rechtsovergang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging van een executoriale titel als gevolg van een juridische fusie als dan op een andere manier te worden bekendgemaakt en zo ja op welke wijze?”
Hoge Raad

De Hoge Raad beantwoordt de prejudiciële vragen als volgt:

  1. Op de verkrijgende rechtspersoon die de executie na het van kracht worden van de fusie wil aanvangen of voortzetten, rust de verplichting van art. 431a Rv tot betekening van de overgang van de bevoegdheid tot tenuitvoerlegging aan de geëxecuteerde.
  2. Indien de overgang van de executiebevoegdheid door fusie schriftelijk of elektronisch is medegedeeld aan de geëxecuteerde, met afschrift aan de betrokken deurwaarder, leidt de niet-naleving van het voorschrift van art. 431a Rv niet tot nietigheid van de op die overgang gevolgde executiehandelingen, tenzij de geëxecuteerde (of in voorkomend geval een belanghebbende derde) door die niet-naleving onredelijk in zijn door art. 431a Rv beschermde belangen is geschaad.