Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Deurwaarderskortgeding. Als gevolg van derdenbeslag onder de schuldenaar verbeurt hij geen dwangsom.

Feiten

Schuldeiser X heeft op grond van een arrest van het gerechtshof Leeuwarden van september 2012 recht op afgifte van een aantal roerende zaken die schuldenaar Y onder zich heeft, op straffe van een dwangsom van € 50,00 per (gedeelte van een) dag, met een maximum van € 10.000,00.

Een schuldeiser van X zelf legt ten laste van X tot twee maal toe executoriaal derdenbeslag op alle gelden en roerende zaken die X ten behoeve van Y onder zich heeft.

Rechtsvraag

X stelt zich op het standpunt dat Y de dwangsommen heeft verbeurd door de daarin bedoelde zaken niet aan haar af te geven. Y stelt dat hij geen dwangsommen heeft verbeurd omdat hij als gevolg van het executoriaal derdenbeslag in de onmogelijkheid verkeerde om de roerende zaken aan X af te geven. De deurwaarder start een deurwaarderskortgeding ex art. 438 lid 4 Rv..

Voorzieningenrechter

De voorzieningenrechter bepaalt dat de deurwaarder de opdracht van X tot executie van het arrest moet staken. Hij overweegt dat volgens de art. 475h lid 2 jo. 453a Rv de beslagen blokkerende werking hebben, in die zin dat de derdebeslagene, in dit geval Y, de zaken onder zich moet houden. Vanwege deze blokkerende werking verkeert Y daarom in de onmogelijkheid om aan de veroordeling tot afgifte aan X te voldoen.

Hof

Het hof vernietigt het vonnis van de voorzieningenrechter en bepaalt dat er geen beletselen zijn voor de executie van het arrest voor zover het de verbeurte van dwangsommen betreft.

Y stelt beroep in cassatie in.

Hoge Raad

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof  en overweegt dat, indien onder een schuldenaar ten laste van zijn schuldeiser derdenbeslag wordt gelegd, de schuldenaar verplicht is het verschuldigde of de zaken onder zich te houden (art. 475 lid 1 Rv en art. 475h lid 1 Rv). Dit is volgens vaste rechtspraak een geval waarin nakoming door de schuldenaar verhinderd wordt door een beletsel opkomend van de zijde van (en toerekenbaar aan) de schuldeiser, hetgeen ingevolge art. 6:58 BW schuldeisersverzuim oplevert.

Art. 6:62 BW bepaalt dat gedurende het verzuim van de schuldeiser deze niet bevoegd is maatregelen tot executie te nemen. In dat geval is de veroordeling waaraan een dwangsom is verbonden, niet vatbaar voor tenuitvoerlegging door de schuldeiser. Dit betekent dat de schuldenaar gedurende het verzuim van zijn schuldeiser geen dwangsommen kan verbeuren.