Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Cessie. Mededeling aan schuldenaar.

Feiten

Eiseres stelt dat haar echtgenoot een vordering op gedaagde aan haar heeft gecedeerd. Gedaagde betwist dit. Hij stelt dat hem geen mededeling van de overdracht van de vordering is gedaan.

Rechtbank

Art. 3:94 lid 1 BW bepaalt dat - buiten de in het art. 3:93 BW geregelde gevallen - tegen een of meer bepaalde personen uit te oefenen rechten worden geleverd door een daartoe bestemde akte, en mededeling daarvan aan die personen door de vervreemder of verkrijger.

In deze zaak is niet in geschil dat de akte van cessie geen authentieke of geregistreerde onderhandse akte is, zodat art. 3:94 lid 3 BW, waarin is bepaald dat bij een dergelijke akte een mededeling niet noodzakelijk is, niet van toepassing is. Om te komen tot een rechtsgeldige overdracht van de vordering dient dus een daartoe bestemde akte te worden opgemaakt, waarvan mededeling is gedaan aan de schuldenaar.

Uitgangspunt is dat deze mededeling in iedere vorm kan geschieden en dat hij betrekking dient te hebben op het feit dat een akte is opgemaakt, niet op de inhoud van de akte. Mede gelet op het woord ‘daarvan’ in art. 3:94 lid 1 BW is de rechtbank van oordeel dat, om te komen tot een levering van de overdracht van de vordering, de mededeling dient te geschieden na het opmaken (en ondertekenen) van de akte van cessie.

De mededeling dat de vordering zal worden overgedragen, is onvoldoende. Voor zover eiseres heeft willen bewerkstelligen dat conform art. 3:97 BW bij voorbaat wordt geleverd, overweegt de rechtbank dat dit artikel niet van toepassing is, nu het hier niet gaat om een toekomstig goed. Immers, de vordering bestond reeds.

Eiseres heeft gesteld dat de akte van cessie is opgemaakt op 20 januari 2009. Voorts heeft zij gesteld dat de cessie (voordien reeds) aan gedaagde is meegedeeld, ten bewijze waarvan zij een e-mailbericht van een getuige heeft overgelegd, waarin deze verklaart dat hij er getuige van is geweest dat de echtgenoot van eiseres aan gedaagde heeft meegedeeld dat de rente moet worden overgemaakt op een rekening van eiseres. De getuige schrijft in dat bericht voorts dat deze mededeling plaatsvond op zijn kantoor, naar hij meent in december 2008. Ter comparitie heeft gedaagde verklaard op 5 januari 2009 bij de getuige op kantoor te zijn geweest. In de akte van cessie is tevens opgenomen dat de afspraak is meegedeeld aan gedaagde.

De rechtbank leidt uit deze omstandigheden af dat, als al uitgegaan moet worden van een (tot levering van de overdracht van een vordering strekkende) mededeling aan gedaagde, deze mededeling enkele weken voor de datum waarop de akte van cessie zou zijn opgemaakt aan gedaagde zou zijn gedaan. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is dat onvoldoende om te komen tot voltooiing van een rechtsgeldige overdracht van de vordering. Voorts is niet gesteld dat na de akte van cessie (wederom) een mededeling is gedaan aan gedaagde om de levering van die overdracht op dat moment te voltooien.

De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat er geen rechtsgeldige overdracht van de vordering aan eiseres heeft plaatsgevonden.

Gerelateerde artikelen