Een pandrecht kan op een toekomstige vordering worden gevestigd.
- Volgens art. 3:97 lid 1 BW kan een toekomstig goed bij voorbaat worden geleverd, tenzij het een registergoed is. Deze bepaling is op grond van art. 3:98 BW ook van toepassing op vestiging bij voorbaat van een beperkt recht - waaronder een pandrecht - op een toekomstig goed.
Openbaar pandrecht (art. 3:226 lid 2 BW)
Een openbaar pandrecht op een toekomstige vordering moet volgens art. 3:236 lid 2 BW worden gevestigd op de door art. 3:94 lid 1 BW voorgeschreven wijze, dus bij akte en mededeling. Door deze laatste eis moet de schuldenaar bekend zijn.
Stil pandrecht (art. 3:239 lid 1 BW)
Een stil pandrecht op een toekomstige vordering is op grond van art. 3:239 lid 1 BW alleen mogelijk op vorderingen die de pandgever rechtstreeks zal verkrijgen uit een ten tijde van de verpanding reeds bestaande rechtsverhouding.
- HR 17-02-2012, ECLI:NL:HR:2012:BU6552 (Rabobank/Kézér q.q.)
Art. 3:239 lid 1 BW (stil pandrecht) correspondeert met art. 475 Rv (beslag). Voor beide geldt dat de toekomstige vordering rechtstreeks moet worden verkregen uit een ten tijde van het beslag c.q. de vestiging van een stil pandrecht reeds bestaande rechtsverhouding. In dit geval omvat het stil pandrecht op het saldo van een bankrekening niet ook de nadien op die bankrekening ontvangen bedragen.