Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

De voorzieningenrechter die verlof tot het beslag heeft gegeven kan een conservatoir beslag op vordering van elke belanghebbende opheffen, onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechter (art. 705 lid 1 Rv). Art. 705 lid 1 Rv geeft dus een aanvullende bevoegdheid.
 
  • HR 23-02-1996, NJ 1996, 434 (DKHB/KIVO)
    Art. 705 lid 1 Rv waarborgt dat, als er eenmaal verlof tot beslag is verleend, er steeds een Nederlandse rechter bevoegd is om over een vordering tot opheffing van het beslag te oordelen. De in het artikel aan de rechter die het verlof heeft gegeven, toegekende bevoegdheid het beslag in kort geding op te heffen, is geen uitsluitende bevoegdheid in kort geding, maar een aanvullende bevoegdheid, en wel naast de bevoegdheid volgens (het huidige) art. 254 Rv.
  • Rb. Maastricht (vzr.) 29-07-2005, ECLI:NL:RBMAA:2005:AU2371
    De voorzieningenrechter past Art. 705 lid 1 Rv strikt toe en verklaart zich onbevoegd. Het feitencomplex en de juridische aspecten waren al eerder door de voorzieningenrechter in Haarlem beoordeeld, zodat het in deze procedure zou neerkomen op een herbeoordeling van diens beslissing.

De vordering tot opheffing van een beslag kan op twee wijzen:

De voorzieningenrechter kan worden verzocht om de beslaglegger te veroordelen tot opheffing van het beslag, op straffe van een dwangsom.

  • De uitspraak volgt dan in de vorm van een condemnatoir vonnis. Het beslag wordt niet automatisch opgeheven. De rechter veroordeelt de beslaglegger tot opheffing van het beslag, in de regel op verbeurte van een dwangsom.

De voorzieningenrechter kan ook worden verzocht om het beslag zelf op te heffen.

  • HR 20-01-1995, NJ 1995, 413 (Smokehouse/Culimer)
    Het vonnis waarbij een beslag wordt opgeheven is constitutief. De door de uitspraak geschapen nieuwe rechtstoestand gaat in beginsel pas in op het moment dat de uitspraak in kracht van gewijsde gaat. Het vonnis kan echter krachtens artikel 258 Rv jo. art. 233 Rv uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.  Het beslag geldt dan als opgeheven op het moment van de uitspraak.

Tegen het vonnis van de voorzieningenrechter – ongeacht of dit vonnis constitutief of condemnatoir is en ongeacht of het al dan niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard – kan een rechtsmiddel worden ingesteld.

Het rechtsmiddel kan zijn:

  • verzet bij de kortgedingrechter (art. 259 Rv jo. art. 143 Rv)
  • hoger beroep bij de appelrechter (art. 332 Rv)
  • cassatie bij de Hoge Raad (art. 398 Rv)
Verwijzing naar executiebepalingen

Art. 705 lid 3 Rv bepaalt dat een aantal executiebepalingen ook van toepassing zijn bij de procedure tot opheffing van een conservatoir beslag:

  • Zo verwijst het artikel naar art. 63 lid 2 Rv dat bepaalt dat aan een in verband met executie volgens wettelijk voorschrift gekozen woonplaats alle exploten kunnen worden gedaan, zelfs van verzet, hoger beroep en cassatie.
Herstel verzuimde formaliteiten (art. 438 lid 2 Rv)

De voorzieningenrechter kan herstel bevelen van verzuimde formaliteiten met bepaling welke op het verzuim gevolgde formaliteiten opnieuw moeten worden verricht en te wiens laste de kosten daarvan zullen komen (art. 438 lid 2 Rv, vierde zin).

Verwijzing naar rechtbank (art. 438 lid 3 Rv)

Voor zover de zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding, kan de voorzieningenrechter in plaats van de vordering af te wijzen de zaak op verzoek van de eiser naar de rechtbank verwijzen (art. 438 lid 3 Rv).

Deurwaarderskortgeding (art. 438 lid 4 Rv)

De deurwaarder die met de executie is belast en daarbij op een bezwaar stuit dat een onverwijlde voorziening nodig maakt, kan zich met een daarvan door hem opgemaakt proces-verbaal bij de voorzieningenrechter vervoegen ten einde deze in kort geding tussen de betrokken partijen te doen beslissen. Dit betreft een deurwaarderskortgeding. De voorzieningenrechter zal de behandeling aanhouden tot de partijen zijn opgeroepen, tenzij hij, gelet op de aard van het bezwaar, een onmiddellijke beslissing geboden acht (art. 438 lid 4 Rv).