Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Arbitraal beding staat procedure ex art. 843a Rv niet in de weg.

Partijen zijn een arbitraal beding overeengekomen dat luidt dat alle geschillen zullen worden beslist door arbiters. Het gebruik van het woord 'alle' wijst er op dat voor de burgerlijke rechter geen bevoegdheid resteert, anders dan de procedures waarvoor lid 4 van het desbetreffende artikel een uitzondering maakt.

Uit dat lid 4 volgt, voor zover hier van belang, dat de burgerlijke rechter bevoegd blijft om te beslissen op een verzoek om conservatoir beslag te mogen leggen alsook om te beslissen over uit dat beslag voortvloeiende procedures tot vanwaardeverklaring en verklaringsprocedures. Het gaat hier om procedures die in nauw verband staan met een gelegd conservatoir beslag en die daarvan niet los kunnen worden gezien. Het arbitraal beding laat de bevoegdheid van de burgerlijke rechter ten aanzien van die procedures dus onverlet.

Terecht hebben gedaagden erop gewezen dat de vordering in de hoofdzaak niet een van de in lid 4 genoemde procedures is. De hoofdzaak strekt immers tot het verkrijgen van inzage in stukken en is gebaseerd op art. 843a Rv.

Niettemin geldt ook ten aanzien van de vordering in de hoofdzaak dat deze onlosmakelijk samenhangt met het gelegde conservatoir beslag. Het gaat hier immers specifiek om een conservatoir bewijsbeslag.

Aan die bijzondere vorm van beslag is eigen dat, gelet op de in de rechtspraak ontwikkelde criteria (HR 13-09-2013, ECLI NL:HR:2013:BZ9958 (Molenbeek/Vergeer), in de eerste plaats het beslagrekest zelf mede wordt beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 843a Rv en in de tweede plaats de partij die de beslagen stukken of gegevensdragers daadwerkelijk wil inzien een daartoe strekkende vordering op grond van artikel 843a Rv instelt. Zo bezien vloeit de vordering op grond van art. 843a Rv dus direct voort uit het gelegde bewijsbeslag.

Waar uit het bepaalde in lid 4 van het arbitrale beding volgt dat procedures die uit het conservatoir beslag voortvloeien en daarmee in nauw verband staan niet aan de bevoegdheid van de burgerlijke rechter zijn onttrokken, leidt een redelijke uitleg van het onderhavige beding ertoe dat de burgerlijke rechter ook bevoegd is ten aanzien van de vordering op grond van art. 843a Rv die volgt op een gelegd bewijsbeslag.

Dat het onderhavige beding deze procedure in lid 4 niet met zoveel woorden noemt, maakt dit niet anders. Het gaat hier klaarblijkelijk om een oud beding, gelet op het feit dat hierin de vroegere procedure tot vanwaardeverklaring nog wordt genoemd, terwijl art. 843a Rv pas daarna in werking is getreden en het conservatoir bewijsbeslag pas relatief recent in de rechtspraak tot ontwikkeling is gekomen.