Schuldeisers hebben onderling een gelijk recht om, na voldoening van de kosten van executie, uit de netto-opbrengst van de goederen van hun schuldenaar te worden voldaan naar evenredigheid van ieders vordering, behoudens de door de wet erkende redenen van voorrang (art. 3:277 lid 1 BW). De voorrang en de daar deel van uitmakende voorrechten worden vervolgens in art. 3:278 BW besproken. In verband met de voorrang geldt een rangorde van schuldeisers.
De inhoud van dit artikel is alleen toegankelijk voor abonnees van beslagrecht.nl Klik hier om u te abonneren en toegang te krijgen tot dit en alle andere afgeschermde artikelen op beslagrecht.nl.