Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Art. 548 Rv (procedure tot onderhandse verkoop van een onroerende zaak) is bij de verkoop van een teboekgesteld schip niet van toepassing. Desondanks wordt in rechtspraak aangenomen dat onderhandse verkoop door een hypotheekhouder van een schip mogelijk is.

  • Hof Den Haag 19-12-1995, S&S 1996, 34
    Het verzoek van de hypotheekhouder om een verbonden zaak onderhands te verkopen, is geregeld in art. 3:268 lid 2 BW, terwijl in Boek 8 BW ten aanzien van hypotheken op schepen wordt verwezen naar Boek 3 BW, zodat de bepalingen uit dat boek in beginsel op scheepshypotheek van toepassing zijn. Nu wordt in art. 579 Rv ten aanzien van de executie door de hypotheekhouder van een schip verwezen naar art. 544 Rv en art. 545 Rv, maar niet naar art. 548 Rv, waarin uitwerking wordt gegeven aan de in art. 3:268 lid 2 BW gegeven mogelijkheid van de hypotheekhouder tot onderhandse verkoop. Het hof onderkent dat de wetgever die afwijking heeft gewild en wel omdat de onderhandse verkoop niet zou stroken met de wenselijkheid van een vlotte tenuitvoerlegging die bij schepen op haar plaats is. Dit is een misvatting.