Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Horen (art. 700 lid 4 Rv)

Art. 700 lid 4 Rv bepaalt dat verlof tot het leggen van beslag ten laste van een financiële instelling volgens art. 212a Fw, letter a slechts kan worden verleend nadat de instelling in de gelegenheid is gesteld om te worden gehoord, tenzij het beslag uitsluitend op zaken betrekking heeft.

Memorie van toelichting

Art. 700 lid 4 Rv maakte deel uit van de vernieuwing van het procesrecht op 1 januari 2002. De Memorie van Toelichting is art. 700 lid 4 Rv geeft de volgende toelichting:

  • 'Met de bepaling wordt beoogd te voorkomen dat een beslag op de tegoeden van een zodanige instelling (toevoeging: financiële instelling ex art. 212 a onder a van de Faillissementswet) leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de goede werking van het betalings- en effectenverkeer en de stabiliteit van het financiële stelsel. Dit kan het geval zijn als een instelling door het beslag niet in staat is te voldoen aan opeisbare verplichtingen jegens derden tot betaling van geldsommen of levering van effecten. Gevolg hiervan kan zijn dat deze derden vervolgens hun verplichtingen niet kunnen nakomen, waardoor de stabiliteit van het financiële stelsel als geheel wordt bedreigd. Het is wenselijk dat de Voorzieningenrechter deze risico's steeds meeweegt in zijn beslissing tot het al dan niet verlenen van verlof tot het leggen van conservatoir beslag. Om dit zoveel mogelijk te waarborgen dient de schuldenaarinstelling steeds de mogelijkheid te hebben om de rechter haar standpunt kenbaar te maken omtrent het beslag en de vordering en om op deze risico's te wijzen wanneer het een beslag niet op zaken betreft. Met de voorgestelde bepaling wordt hierin voorzien. In die gevallen, waar de instelling onder toezicht staat, wordt de solvabiliteit van de instelling gewaarborgd door de toezichtbepalingen die voor dergelijke instellingen gelden. De bepaling geldt overigens niet voor derdenbeslagen onder de instelling. Dergelijke beslagen hebben geen invloed op de financiële positie van de instelling zelf.'
  • Rb. Dordrecht (vzr.) 26-11-2008, ECLI:NL:RBDOR:2008:BG5425
    Art. 700 lid 4 Rv wordt niet toegepast. Het belang van voorafgaand horen van een instelling als bedoeld in artikel 212a Fw, onder a is gelegen in bescherming van de belangrijke economische positie van banken. Dat belang is ernstig geschaad nu algemeen bekend is dat IJslandse banken niet (goed) aan hun verplichtingen kunnen voldoen. Het belang van gerekwestreerde om gehoord te worden wordt voldoende beschermd nu zij een kort geding kan starten ter opheffing van het beslag.