Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

De blokkerende werking van een verhaalsbeslag op een onroerende zaak volgt uit art. 505 lid 2 Rv, eerste zin: nadat het beslag volgens art. 505 lid 1 Rv, eerste zin in de openbare registers is ingeschreven, kunnen de volgende latere handelingen niet tegen de beslaglegger worden ingeroepen:

Uitzonderingen op de blokkerende werking (art. 505 lid 2 en 3 Rv)

Op de regel van de blokkerende werking gelden twee uitzonderingen:

1.
Art. 505 lid 2 Rv, tweede en laatste zin bepaalt dat de blokkerende werking niet geldt voor verhuur van woonruimte waarop de artt. 271 t/m 277 Boek 7 BW van toepassing zijn, tenzij:

  • de verhuring plaatsvond na de bekendmaking bedoeld in art. 516 Rv, of
  • de huurder wist dat de beslaglegger door de verhuring in zijn verhaalsmogelijkheden zou worden benadeeld.

2.
Art. 505 lid 3 Rv bepaalt dat, wanneer een leverings- of hpotheekakte vóór de inschrijving van het beslag is verleden, de beslaglegger de levering of de hypotheek moet dulden, mits de leverings- of hypotheekakte wordt ingeschreven op uiterlijk de eerste dag dat het kadaster na de dag van de inschrijving van het beslag open is. 

Art. 505 lid 3 Rv geldt niet bij:

Constitutieve vereisten voor verhaalsbeslag (artt. 504 en 505 Rv)

Voor de geldigheid van een beslag tot verhaal op een onroerende zaak - en dus voor de blokkerende werking - gelden drie constitutieve vereisten:

  1. het opmaken van het proces-verbaal van beslag (art. 504 lid 1 Rv)
  2. de inschrijving van het beslag in de openbare registers (art. 505 lid 1 Rv)
  3. de betekening van de inschrijving aan de beslagene (art. 505 lid 1 Rv
Conservatoir beslag

Volgens de schakelbepaling van art. 726 lid 1 Rv geldt art. 505 Rv ook bij conservatoir verhaalsbeslag op een onroerende zaak.

Rechtspraak