Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

De vordering tot vereenvoudigd derdenbeslag geschiedt bij beschikking (art. 19 lid 5 IW, eerste volzin).

Voor het doen van een vordering dient de ontvanger te beschikken over een aan de belastingschuldige betekend dwangbevel met bevel tot betaling (art. 19 lid 5 IW, tweede volzin).

Als de vordering ex art. 19 lid 1 IW een loonvordering betreft en het dwangbevel op de voet van art. 13 lid 3 IW, is betekend, moet de vordering vooraf worden gegaan door een schriftelijke aankondiging van de ontvanger aan de belastingschuldige, inhoudende dat hij voornemens is een loonvordering te doen (art. 19 lid 5 IW, derde volzin).

De loonvordering wordt in dat geval niet eerder gedaan dan zeven dagen na de dagtekening van de vooraankondiging (art. 19 lid 5 IW, vierde volzin).

De in art. 19 lid 5 Iw, derde volzin bedoelde aankondiging blijft achterwege indien de vordering wordt gedaan jegens degene die reeds op vordering van de ontvanger een belastingaanslag van de belastingschuldige betaalt of zou moeten betalen (art. 19 lid 5 IW, vijfde volzin).

De beschikking heeft rechtsgevolg zodra zij is bekendgemaakt aan degene jegens wie de vordering is gedaan (art. 19 lid 5 IW, zesde volzin). De ontvanger maakt de beschikking tevens bekend aan de belastingschuldige (art. 19 lid 5 IW, achtste volzin).

Als de vordering wordt gedaan jegens de curator in een faillissement vindt art. 19 lid 5 Iw, tweede volzin geen toepassing en blijft bekendmaking van de beschikking aan de belastingschuldige achterwege (art. 19 lid 5 IW, negende volzin).