Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Bodemverhuurconstructie. Maatstaf in HR 12-04-1985, NJ 12-04-1985 niet van toepassing.

Feiten

De ontvanger wil, vanwege belastingvorderingen, op 4 september 1995 executoriaal (bodem)beslag leggen op roerende zaken van Holland Industrial Ceramics B.V. (‘HIC’).

X, (indirect) bestuurder van HIC, verzoekt de deurwaarder dit niet te doen, gelet op onderhandelingen over de verkoop van aandelen in HIC en een te verwachten overeenstemming binnen enkele dagen..X vreest dat het bodembeslag de kandidaat-koper zal afschrikken en dat hij dan van de koop af zal zien.

Op vrijdag, 8 september 1995 verhuurt HIC haar ‘bodem’  voor één maand aan de Rabobank. HIC bericht de ontvanger vervolgens bij brief van dezelfde dag dat zij de fiscale schuld niet kan inlossen en dat zij zelfs het eigen faillissement zal aanvragen.

Op dinsdag, 12 september 1995 wil de deurwaarder alsnog executoriaal (bodem)beslag leggen, maar vindt het terrein en het bedrijfsgebouw van HIC afgesloten.

Op 26 september 1995 gaat HIC failliet. De curator wil de opbrengst van de bedrijfsmiddelen aan de pandhouders, waaronder de Rabobank, ten goede laten komen.

Rechtsvraag

De ontvanger spreekt X aan tot betaling van schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad, gelet op diens mededeling aan de deurwaarder en het sluiten van een huurovereenkomst met de Rabobank.

Rechtbank en hof

De rechtbank wijst de vordering van de ontvanger toe. In appel wijst het hof de vordering van de ontvanger af. Het hof oordeelt dat het sluiten van de huurovereenkomst om een bodembeslag te frustreren geen onrechtmatige daad is. X treft geen persoonlijk verwijt.

Hoge Raad

De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof.

De Hoge Raad overweegt dat het hof mogelijk de maatstaf van HR 12-04-1985, NJ 1986, 808 heeft toegepast. Die maatstaf heeft echter betrekking op een geschil tussen twee schuldeisers (de ontvanger en NMB) van dezelfde schuldenaar die van hun wettelijke en/of contractuele bevoegdheden gebruik kunnen maken om hun vordering te verhalen zolang die bevoegdheden niet worden misbruikt. Die maatstaf past niet bij deze zaak waarin het gaat om de verhouding tussen de schuldenaar (HIC) en een van zijn schuldeisers (Rabobank).

Als het hof (toch) de juiste maatstaf heeft aangelegd - te weten of X heeft gehandeld in strijd met hetgeen in de gegeven omstandigheden krachtens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt -, dan is het oordeel dat X persoonlijk geen verwijt kan worden gemaakt, ontoereikend gemotiveerd.

Gerelateerde artikelen