Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Maatstaf ex art. 94a Sv. Rechter moet nagaan of buiten redelijke twijfel is dat derde rechthebbende met betrekking tot het voorwerp is.

De beslagene heeft op de voet van art. 552a Sv een klaagschrift tegen de schriftelijke kennisgeving als bedoeld in art. 116 lid 3 Sv ingediend, waarbij het openbaar ministerie voornemens is het op de voet van art. 94a Sv in beslag genomen voorwerp te doen teruggeven aan een ander dan de beslagene, te weten aan degene die, naar het oordeel van het openbaar ministerie, redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

In zo'n geval dient de rechter te beoordelen of die ander redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt (vgl. HR 15-04-2003, ECLI:NL:HR:2003:AF3104).

De rechtbank heeft geoordeeld dat de stelling van de klager dat de eigendom van de inbeslaggenomen personenauto's op de klager was overgegaan op grond van een met betrokkene 1 en betrokkene 2 getroffen betalingsregeling, niet aannemelijk is.

Dit in aanmerking genomen, ligt in het oordeel van de rechtbank dat teruggave van de inbeslaggenomen personenauto BMW aan betrokkene 1 en van de inbeslaggenomen personenauto Audi aan betrokkene 2 redelijk en maatschappelijk verantwoord is, besloten dat deze personen naar haar oordeel redelijkerwijs als rechthebbenden van de onderscheidene personenauto's dienden te worden aangemerkt. De rechtbank heeft dus de juiste maatstaf toegepast.