Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Beklag ex art. 552a Sv. Beslagen ex art. 94 Sv en 94a Sv gehandhaafd.

Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv draagt een summier karakter. Van de rechter in de beklagprocedure kan niet worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruit loopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel.

De rechtbank tekent hier echter bij aan dat moet worden beslist op grond van alle relevante feiten en omstandigheden van het geval op het moment van het beoordelen van het beklag. Ondanks het summiere karakter van de beklagprocedure dient dus kritisch naar deze feiten en omstandigheden te worden gekeken.

Voorts stelt de rechtbank vast dat het procesdossier in deze beklagprocedure slechts uit een beperkt gedeelte van het inmiddels zeer omvangrijke dossier van het zogeheten Goudsnip-onderzoek bestaat. De rechtbank zal bij de beoordeling van het beklag uiteraard moeten uitgaan van het procesdossier zoals zij dat in deze beklagprocedure tot haar beschikking heeft.

Toetsingscriterium beslag ex art. 94 Sv

Onder klaagster is strafvorderlijk beslag ex art. 94 Sv gelegd op twee panden te Alkmaar.

Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen moeten beoordelen of het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Dit is het geval wanneer de betreffende voorwerpen:

a.
kunnen dienen om de waarheid aan het licht te brengen - ook in een zaak betreffende een ander dan klaagster – of

b.
om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen.

Voorts vordert het belang van strafvordering het voortduren van het beslag indien

c.
niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen zal bevelen.

Toetsingscriterium beslag ex art. 94a Sv

Voorts is ten laste van klaagster conservatoir (derden)beslag ex art. 94a Sv gelegd op drie panden te Alkmaar, één pand in Amsterdam, een sloep en de huuropbrengsten van panden in Alkmaar:

Ten aanzien van dit beslag moet de rechtbank beoordelen:

  1. of er ten tijde van deze beslissing sprake is van een verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd en
  2. of zich niet het geval voordoet dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan klager een verplichting tot betaling van een geldboete (art. 94a lid 1 Sv) dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (art. 94a lid 2 Sv) zal opleggen.

Gelet op de waarde van de beslagen goederen zal bij de beoordeling het accent liggen op de in art. 94a lid 2 Sv genoemde grond voor beslaglegging.

De verdenking

De rechtbank stelt op grond van de door de rechter-commissaris toegewezen vordering tot gerechtelijk vooronderzoek vast dat thans – nog steeds – sprake is van een verdenking jegens klaagster van het medeplegen van (gewoonte)witwassen ten aanzien van twee panden te Alkmaar, aandelen in vennootschappen waarin dit onroerend goed is ondergebracht en de aan- en verkoopsommen van deze panden.

De beschikbare stukken van het dossier bevatten voldoende aanwijzingen dat klaagster met deze in beslag genomen voorwerpen handelingen als bedoeld in art. 420 bis en ter Sr heeft verricht en dat die voorwerpen onmiddellijk of middellijk en geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf.

Beslag ex art. 94 Sv

Dit betekent dat zich ten aanzien van deze verdenking het geval voordoet dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van deze twee panden zal bevelen. Het belang van de strafvordering vordert derhalve het voortduren van het beslag op de betreffende panden.

Beslag ex art. 94a Sv

Ten aanzien van de voorwerpen waarop conservatoir beslag is gelegd is de rechtbank van oordeel dat – gelet op bovengenoemde verdenking – het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan klaagster een verplichting tot betaling van een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.

Over de huuropbrengsten merk de rechtbank nog het volgende op. Namens klaagster is aangevoerd dat de huuropbrengsten niet als wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen worden aangemerkt omdat deze voortvloeien uit een door de (gemeentelijke) autoriteiten vergunde verhuurverhouding met de exploitant de heer [naam exploitant]. De rechtbank stelt vast dat op deze huuropbrengsten enkel conservatoir derdenbeslag is gelegd op grond van art. 94a Sv. Dat betekent dat deze opbrengsten dienen ter verhaal van een eventueel later op te leggen geldboete of ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarvoor is niet vereist dat deze huuropbrengsten zelf ook als wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen worden aangemerkt.

Evenmin is de rechtbank van oordeel dat het beslag disproportioneel is. De Hoge Raad heeft in HR 31-01-2006, ECLI:NL:HR:2006:AU4691 hierover geoordeeld dat, gelet op de wetsgeschiedenis, moet worden aangenomen dat - conform de regeling in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering - met de vermelding van een maximum bedrag (art. 94c sub b Sv) niet is beoogd het maximale bedrag aan te geven waarop beslag mag worden gelegd, maar het bedrag waarvoor de beslaglegger een vordering op de beslagdebiteur pretendeert en verhaal beoogt te zoeken.

Een andere opvatting zou kunnen meebrengen dat het openbaar ministerie in zijn verhaalsrecht wordt beknot als ook andere crediteuren hun verhaalsrecht zouden uitoefenen door beslag te leggen op dezelfde voorwerpen. Aan een in een machtiging van de rechter-commissaris conform art. 103 Sv vermeld maximum bedrag komt geen zelfstandige betekenis toe, nu zo'n vermelding niet expliciet is voorgeschreven.