Geen toepassing art. 474g lid 2 Rv ten aanzien van medeaandeelhouders. Prospectusplicht geldt niet bij executoriale verkoop van aandelen.
Feiten
Toppot legt ten laste van Hoad Holding BV en één van haar aandeelhouders, A, executoriaal beslag op enerzijds de aandelen van A in Hoad en anderzijds op de aandelen van Hoad in haar dochtervennootschappen waarvan Hoad enig aandeelhouder is. Toppot verzoekt de rechtbank Amsterdam te bepalen binnen welke termijn tot verkoop en overdracht van de in beslag genomen aandelen zal worden overgegaan en op welke wijze en onder welke voorwaarden deze verkoop zal moeten plaatsvinden.
De medeaandeelhouders van Hoad dienen een dag voor de mondelinge behandeling een verzoek in met het doel te worden toegelaten als belanghebbenden. De rechtbank wijst dit verzoek tot tussenkomst op de voet van art. 3:13 lid 2 BW af. De rechbank overweegt dat de beslagen bijna anderhalf jaar geleden zijn gelegd en dat niet gesteld of gebleken is dat de medeaandeelhouders eerst kort voor de dag waarop het verzoek tot tussenkomst is ingediend, op de hoogte van de gelegde beslagen zijn gekomen. Het belang van verzoekster bij executoriale verkoop van de aandelen zonder verdere vertraging weegt dan ook zwaarder dan het (mogelijke) belang van de medeaandeelhouders om als belanghebbende te worden gehoord.
Rechtbank
De rechtbank bepaalt dat de aandelen in de dochtervennootschappen zullen worden verkocht door middel van openbare verkoop (veiling) en stelt enkele verdere voorwaarden voor die verkoop. De rechtbank bepaalt dat de prospectusplicht van art. 5:2 Wft niet op de executoriale verkoop van toepassing is en verwijst daarbij naar art. 7:19 BW.