Van wilsverklaring afhankelijke vordering
De Hoge Raad heeft bepaald dat geen beslag kan worden gelegd op een vordering die afhankelijk van een wilsverklaring is.
- HR 25-03-1988, NJ 1989, 200 (Staal Bankiers/Ambags q.q.)
Een vordering die afhankelijk is van wilsverklaringen van de debiteur ontstaat pas door het afleggen van deze verklaringen. Er is geen sprake van een voorwaardelijke vordering. De vereiste wilsverklaringen - de verkiezing de maatschap voort te zetten en de uitoefening van het recht het maatschapsaandeel over te nemen - zijn pas na de faillietverklaring afgelegd. Dit betekent dat de vordering ten tijde van de faillietverklaring nog niet bestond.
De Hoge Raad heeft ook bepaald dat onder geldvorderingen op naam niet de kredietruimte valt, dat wil zeggen de toezegging van een bank dat tot een bepaalde limiet negatief in rekening-courant kan worden gestaan.
- HR 29-10-2004, ECLI:NL:HR:2004:AP4504 (van den Berg/Van der Walle) (Kredietruimte)
Het enkele bestaan van een kredietrelatie tussen bank en cliënt brengt niet mee dat de cliënt reeds op die grond een - vooralsnog voorwaardelijke - vordering heeft op de bank, ook al vindt de vordering die na afroep ontstaat haar onmiddellijke grondslag in de tussen bank en cliënt gesloten kredietovereenkomst (vgl. Staal Bankiers/Ambags q.q., zie hiervoor). Het wilsrecht van de cliënt dat ligt besloten in de bevoegdheid tot afroep is naar zijn aard niet vatbaar voor beslag en executie omdat dit recht niet kan worden overgedragen.
Sinds november 2009 maakt art. 19 lid 4 IW het voor de ontvanger wél mogelijk zich te verhalen op de kredietruimte.
Derdenbeslag onder een lasthebber
- HR 24-03-1995, NJ 1996, 447 (Beslag onder lasthebber)
Derdenbeslag onder een lasthebber treft ook de vordering van de lastgever tot afdracht van hetgeen een lasthebber na de beslaglegging voor de lastgever ontvangt.