Bevrijdende verjaring is een vorm van verjaring en houdt in dat de rechtsvordering tot nakoming van een verplichting teniet gaat.
Verjaringstermijn
Art. 3:306 BW bepaalt dat, indien de wet niet anders bepaalt, een rechtsvordering door verloop van twintig jaren verjaart. Op deze verjaringstermijn bestaat een groot aantal uitzonderingen.
- Zo verjaart een civielrechtelijke dwangsom na zes maanden, gerekend vanaf de dag na de dag waarop zij is verbeurd (art. 611g lid 1 Rv).
Verkrijgende verjaring
Tegenover de bevrijdende verjaring staat de verkrijgende verjaring.
Wetgeving (Boek 3 BW, Titel 11)
De bevrijdende verjaring is geregeld in het Burgerlijk Wetboek, Boek 3, Titel 11:
- 3:306 BW (Bevrijdende verjaring)
- 3:307 BW (Verjaring vordering tot nakoming)
- 3:308 BW (Verjaring periodieke vordering)
- 3:309 BW (Verjaring vordering uit onverschuldigde betaling)
- 3:310 BW (Verjaring vordering tot schadevergoeding)
- 3:310a BW (Verjaring vordering tot opeising cultuurgoederen)
- 3:310b BW (Verjaring vordering tot opeising cultuurgoederen)
- 3:310c BW (Vorderingen tot teruggave cultuurgoederen)
- 3:311 BW (Verjaring vordering tot ontbinding, herstel of ongedaanmaking)
- 3:312 BW (Nevenverplichtingen)
- 3:313 BW (Aanvang verjaring bij verplichting tot een geven of doen)
- 3:314 BW (Opheffing onrechtmatige toestand)
- 3:315 BW (Opeising van de nalatenschap)
- 3:316 BW (Stuiting verjaring door rechtsvervolging)
- 3:317 BW (Stuiting verjaring door aanmaning of mededeling)
- 3:318 BW (Stuiting verjaring door erkenning)
- 3:319 BW (Aanvang nieuwe verjaringstermijn)
- 3:320 BW (Verlenging verjaringstermijn)
- 3:321 BW (Gronden voor verlenging verjaringstermijn)
- 3:322 BW (Afstand van verjaring)
- 3:323 BW (Pand- en hypotheek)
- 3:324 BW (Verjaring van tenuitvoerlegging van uitspraken)
- 3:325 BW (Uitwerking van art.3:324 BW)
- 3:326 BW (Schakelbepaling)