Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

1.
Een bevel tot voorlopige hechtenis kan worden gegeven in geval van verdenking van:

  1. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld;
  2. een der misdrijven omschreven in de artikelen 132, 138a, 138ab, 138b, 139c, 139d, eerste en tweede lid, 141a, 161sexies, eerste lid, onder 1°, en tweede lid, 137c, tweede lid, 137d, tweede lid, 137e, tweede lid, 137g, tweede lid, 184a, 254a, 248d, 248e, 285, eerste lid, 285b, 300, eerste lid, 321, 323a, 326c, tweede lid, 350, 350a, 351, 395, 417bis en 420quater van het Wetboek van Strafrecht;
  3. een der misdrijven omschreven in:
    artikel 122, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
    artikel 175, tweede lid, onderdeel b, of derde lid in verbinding met het eerste lid, onderdeel b, van de Wegenverkeerswet 1994;
    artikel 30, tweede lid, van de Wet buitengewone bevoegdheden burgerlijk gezag;
    de artikelen 52, 53, eerste lid en 54 van de Wet gewetensbezwaren militaire dienst;
    artikel 31 van de Wet op de kansspelen;
    artikel 11, tweede lid, van de Opiumwet;
    artikel 55, tweede lid, van de Wet wapens en munitie;
    de artikelen 5:56 , 5:57 en 5:58 van de Wet op het financieel toezicht;
    artikel 11 van de Wet tijdelijk huisverbod.

2.
Het bevel kan voorts worden gegeven indien geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland van de verdachte kan worden vastgesteld en hij verdacht wordt van een misdrijf waarvan de rechtbanken kennis nemen en waarop, naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraf is gesteld.

3.
De voorgaande leden van dit artikel vinden alleen toepassing wanneer uit feiten of omstandigheden blijkt van ernstige bezwaren tegen de verdachte.

4.
In afwijking van het derde lid zijn ernstige bezwaren niet vereist voor een bevel tot bewaring bij verdenking van een terroristisch misdrijf.