Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Opbrengst naar pandhouder

De opbrengst van een verkochte verpande zaak komt als eerste de pandhouder toe. De pandhouder houdt, na voldoening van de kosten van executie, het aan hem verschuldigde bedrag waarvoor hij pandrecht heeft van de netto-opbrengst - dat wil zeggen: de opbrengst onder aftrek van de executiekosten - af.

Overschot naar pandgever

Het overschot wordt aan de pandgever uitgekeerd. Zijn er pandhouders of andere beperkt gerechtigden, van wie het recht op het goed door de executie is vervallen, of hebben schuldeisers op het goed of op de opbrengst beslag gelegd, dan handelt de pandhouder overeenkomstig het bepaalde in art. 490b Rv (art. 3:253 lid 1 BW).

Uitkering aan derden

Art. 490b lid 1 Rv bepaalt dat, als een pandhouder heeft geëxecuteerd en er beperkt gerechtigden of beslagleggers zijn als bedoeld in art. 3:253 lid 1 BW, derde volzin, het overschot dat van de netto-opbrengst na afhouding van het aan de pandhouder krachtens zijn rang toekomende is overgebleven, aan hen wordt uitgekeerd volgens overeenkomst tussen hen en de pandgever.

Verrekening

De pandhouder kan de door hem aan de voormelde belanghebbenden uit te keren bedragen niet voldoen door verrekening, tenzij het een uitkering aan de pandgever betreft en deze niet failliet is of in de schuldsanering zit. In dit laatste geval kan niettemin een uitkering aan de pandgever door verrekening worden voldaan indien het pandrecht is gevestigd na de uitspraak tot de toepassing van de schuldsaneringsregeling en zowel de vordering als de schuld na die uitspraak zijn ontstaan (art. 3:353 lid 2 BW).

Bewaring

Is op het tijdstip dat de pandhouder tot uitkering kan overgaan, nog geen overeenstemming omtrent de verdeling bereikt, dan stort de pandhouder de opbrengst tot tenminste het bedrag van het overschot onverwijld bij een bewaarder met overeenkomstige toepassing van art. 445 Rv en kan de meest gerede partij, onder wie de pandhouder zelf, een rangregeling verzoeken overeenkomstig de voorgaande artikelen van deze afdeling.

Als de pandhouder zelf aan de eisen van art. 445 Rv voldoet, kan hij zichzelf als bewaarder aanwijzen (art. 490b lid 2 Rv).

De rangregeling betreft het overeenkomstig art. 490b lid 2 Rv in bewaring gegeven bedrag, mits de pandhouder binnen de in art. 482 Rv bedoelde termijn aan de rechter-commissaris de stukken ter hand stelt, waaruit van de verantwoording van het gestorte bedrag blijkt en binnen de in art. 484 Rv bedoelde termijn geen tegenspraak ter zake van het door de pandhouder afgehouden bedrag wordt gedaan (art. 490b lid 3 Rv).

Restitutie

Blijkt na tegenspraak de pandhouder volgens de definitief geworden staat te veel van de netto-opbrengst te hebben afgehouden, dan gelast de rechter-commissaris desverlangd bij een in executoriale vorm afgegeven bevelschrift, dat door ieder bij genoemde staat batig gerangschikte kan worden geëxecuteerd, de pandhouder het tekort tegen kwijting aan de in art. 490b lid 2 Rv bedoelde bewaarder uit te keren (art. 490b lid 4 Rv).

Heeft de pandhouder overeenkomstig art. 482 Rv rangschikking van zijn vordering gevorderd of blijkt hij te veel te hebben afgehouden, dan draagt hij in de kosten van de rangregeling bij. In andere gevallen worden de kosten van de in de rangregeling betrokken pandhouder hem vergoed door degenen die zijn verantwoording betwist hebben. Desverlangd geeft de rechter-commissaris een desbetreffend bevelschrift in executoriale vorm uit (art. 490b lid 5 Rv).

Uitkering

Als belanghebbenden voor het tot stand komen van een rangregeling alsnog over de verdeling overeenstemming bereiken en daarvan uit een onderhandse of authentieke akte doen blijken, keert de bewaarder ieder het hem volgens deze akte toekomende uit (art. 490b lid 6 Rv).