Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Verklaring ex 477a lid 2 van de bank was onjuist, maar is afdoende hersteld tijdens de comparitie van partijen.

Compfort Beheer BV heeft conservatoir derdenbeslag onder de Rabobank gelegd. De beslagene is later veroordeeld tot betaling van een miljoen euro aan Compfort. Daarop heeft Compfort executoriaal derdenbeslag gelegd onder de bank. Compfort vordert de veroordeling van de bank tot het afleggen van een verklaring als bedoeld in art. 477a lid 2 Rv met betrekking tot het gelegde conservatoire beslag en tot veroordeling tot betaling of afgifte van hetgeen Rabobank voor de beslagene onder zich houdt. 

Een door een derde af te leggen verklaring dient te voldoen aan de voorschriften van art. 476a lid 2 Rv. De rechtbank is van oordeel dat de summiere verklaring van de bank niet voldoet aan de op de bank rustende wettelijke verplichting om op een duidelijke en controleerbare wijze inzicht te geven in de rechten en verplichtingen die zij op het moment van beslaglegging tegenover de beslagene had. Het is begrijpelijk dat de deurwaarder nadere informatie heeft gevraagd. Dat de bank hierop niet heeft gereageerd acht de rechtbank niet correct en niet in overeenstemming met de op de bank rustende verplichting. Tegen deze achtergrond was dagvaarding van de bank door Compfort een logische stap. De vordering zou daarmee toewijsbaar kunnen zijn.

Daar staat echter tegenover dat de bank ter gelegenheid van de comparitie na antwoord opening van zaken heeft gegeven in de financiële relatie tussen haar en de beslagene. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar dat, alsnog, afdoende is komen vast te staan dat het beslag geen doel trof. Tevens is hiermee voldoende gedaan om te kunnen spreken van een gerechtelijke verklaring. Immers de door eiser verlangde duidelijkheid over de vraag of het beslag doel trof, is verkregen. Tot het verschaffen van méér informatie door Rabobank acht de rechtbank onvoldoende termen aanwezig. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de vorderingen afwijst.

De rechtbank wijst de vordering van eiser af, en veroordeelt de bank in de kosten van het geding, omdat de houding van de bank ertoe heeft geleid dat deze procedure moest worden gevoerd.

Gerelateerde artikelen