Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Raadkamer

Op de beklagprocedure zijn de bepalingen betreffende de behandeling door de raadkamer van het Eerste boek, Titel I, Afdeling 6 Sr van toepassing.

Dat brengt onder meer mee dat de behandeling in raadkamer - behoudens toepassing van art. 22 lid 2 en lid 3 Sv - in het openbaar plaatsvindt (zoals ook is voorgeschreven in art. 552a lid 6 Sv) en dat de beschikking in het openbaar wordt uitgesproken.

Deze voorschriften zijn van zodanig wezenlijke betekenis dat de niet-naleving daarvan in beginsel tot nietigheid van de behandeling en de beschikking leidt. Dat geldt evenzeer voor het verzuim om van het onderzoek in raadkamer een proces-verbaal op te maken, zoals is voorgeschreven in art. 25 Sv.

Summier onderzoek

Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv heeft een summier karakter. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.

  • Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats, omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel.

Het beperkte karakter van de beklagprocedure komt tot uitdrukking in enkele van de aan te leggen toetsingsmaatstaven.

Rechtspraak

Hoge Raad

  • HR 06-04-2016, ECLI:NL:HR:2016:579
    Van de rechter kan niet worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats omdat ten tijde van een dergelijke procedure veelal het dossier zoals dat uiteindelijk aan de zittingsrechter in de hoofd- of ontnemingszaak zal worden voorgelegd, nog niet compleet is en omdat voorkomen moet worden dat de beklagrechter vooruitloopt op het in de hoofd- of de ontnemingszaak te geven oordeel (vgl. HR 28-09-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823).
  • HR 18-11-2014, ECLI:NL:HR:2014:3310
    De rechtbank heeft met juistheid als haar oordeel tot uitdrukking gebracht dat het door art. 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave van het inbeslaggenomen geldbedrag verzet indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het geldbedrag zal bevelen. De rechtbank heeft bij haar oordeel evenwel niet in aanmerking genomen dat het onderzoek in raadkamer een summier en voorlopig karakter draagt en dat zij niet ten gronde mag treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren procedure in de hoofdzaak. (Vgl. HR 28-09-2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823).
  • HR 10-03-2009, ECLI:NL:HR:2009:BG9222
    Het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift ex in art. 552a Sv draagt een summier karakter (HR 25-09-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2279, zie hierna). De rechtbank heeft kennelijk en niet onbegrijpelijk geoordeeld dat dit door klager ingenomen bepleitbaar standpunt een beoordeling ten gronde vereist. Daarvoor is in de beklagprocedure geen plaats.
  • HR 25-09-2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2279
    Klager stelt dat het hoogst waarschijnlijk is dat de strafrechter de klager niet de verplichting zal opleggen tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Het te ontnemen voordeel kan immers uitsluitend worden gebaseerd op het door de rechtbank in de hoofdzaak bewezen verklaarde feit. Dit feit is van fiscale aard, zodat de aanwijzing van het college van procureurs-generaal ontneming in de weg staat. Als uitgangspunt geldt dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv een summier karakter draagt. De rechter kan niet vooruitlopen op een nog te voeren ontnemingsprocedure.
  • HR 31-08-2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ1084
    Volgens art. 23 lid 2 Sv moeten door de raadkamer het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers worden gehoord, althans hiertoe worden opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Volgens art. 23 lid 5 Sv is dat voorschrift niet van toepassing voorzover het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad. Volgens art. 25 lid1 Sv moet van het onderzoek door de raadkamer door de griffier een proces-verbaal worden opgemaakt met daarin de zakelijke inhoud van de afgelegde verklaringen en voorts hetgeen verder bij dat onderzoek is voorgevallen. Het artikel bevat tevens voorschriften over de inrichting, vaststelling en ondertekening van dat proces-verbaal en de voeging ervan bij de processtukken.