Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Vervolg op HR 12-05-1989, NJ 1990, 130 (Sigmacon I). Beleidsvrijheid curator. Meewegen maatschappelijke belangen.

Feiten

Sigmacon heeft, in het kader van een bedrijfskrediet, de fiduciaire eigendom van bedrijfsactiva aan Amro en NIB overgedragen. In februari 1982 wordt aan Sigmacon en gelieerde vennootschappen voorlopig surseance van betaling verleend. Mr. Gerritse is bewindvoerder. Een gewenste doorstart kan niet worden gerealiseerd. Vervolgens wordt het faillissement uitgesproken. Mr. Gerritse is curator. Eén dag voor het faillissement legt de ontvanger, vanwege een belastingvordering, executoriaal beslag op de bedrijfsactiva. Om het beslag van de bedrijfsactiva af te krijgen, lost de curator, met een boedelkrediet van een andere bank (Van Lanschot), de schulden aan Amro en NIB af. Hij verkoopt vervolgens de machines aan een vennootschap zonder activiteiten, Linden Manufactoring BV. Linden verkrijgt een nieuwe financiering bij Amro en NIB en betaalt daarmee de curator. Zodoende kan alsnog een doorstart worden gerealiseerd.

Hoge Raad

Een individuele schuldeiser van de gefailleerde kan niet opkomen tegen rechtshandelingen door de curator met derden verricht, in die zin dat de curator gelijk wordt gesteld met de schuldenaar in de zin van dat artikel (HR 12-04-1985, NJ 1986, 808).

Wel is mogelijk dat een schuldeiser die voor een vordering op de gefailleerde verhaal heeft op goederen van een ander dan de gefailleerde, art. 1377 (oud) kan inroepen tegen deze ander en degene met wie deze heeft gehandeld, zoals in dit geval de curator, in dier voege dat deze ander moet worden gelijkgesteld met de schuldenaar, bedoeld in art. 1377, en de curator met degene met wie deze heeft gehandeld en van wie, bij een handeling anders dan om niet, mede wetenschap van benadeling moet worden aangetoond.

Een en ander is tevens van belang voor de vraag in hoeverre de curator en daardoor ook de boedel ter zake van benadeling van een individuele schuldeiser aansprakelijk kan worden gesteld op grond van onrechtmatige daad. Waar toepassing van art. 1377 op handelingen van de curator als schuldenaar in de zin van dat artikel is uitgesloten, kan op dezelfde handelingen evenmin een aansprakelijkheid van de boedel wegens onrechtmatige daad van de curator worden gegrond.

De opvatting van het hof dat er, nu aan de vereisten voor art. 1377 niet is voldaan, geen grond is voor een op de omstandigheden van het geval berustende aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad, geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Het voor de beoordeling van het beleid van de curator aanleggen van een strengere maatstaf dan aan de algemene regels betreffende onrechtmatige daad kan worden ontleend, vindt geen steun in het recht. Het enkele feit dat de ontvanger ‘alternatieve oplossingen’ heeft bepleit die per saldo voor de boedel - en zeker voor de ontvanger - voordeliger waren dan de door de curator feitelijk gerealiseerde oplossing, maakt de keuze van de curator niet onrechtmatig. Het oordeel van het hof dat de curator ook rekening heeft te houden met belangen van maatschappelijke aard, zoals de continuïteit van de onderneming en de werkgelegenheid, geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting.