Bel 033 4602302 of mail naar info@beslagrecht.nl

Word abonnee

Voor uitoefening bodemrecht hoeven zaken niet in een bepaalde rechtsverhouding met de belastingschuldige te staan.

Feiten

ABN AMRO Lease en Malatex sluiten een financial lease-overeenkomst met betrekking tot twee aan ABN AMRO in eigendom toebehorende machines voor de fabricage van plastic.

ABN AMRO beëindigt de overeenkomst vanwege een betalingsachterstand van Malatex, eist de machines op en zegt aan dat dezeniet meer worden gebruikt. De machines worden echter niet teruggenomen.

Malatex gaat failliet. ABN AMRO verzoekt de curator om de machines aan haar ter beschikking te stellen. De ontvanger legt echter executoriaal bodembeslag.

Rechtsvraag

ABN AMRO stelt dat het bodembeslag onrechtmatig is, omdat zij reëel eigenaar van de machines in de zin van de Leidraad Invordering is; zij heeft immers de lease-overeenkomst opgezegd en de machines opgeëist.

Hoge Raad

De Hoge Raad wijst het cassatieberoep van ABN AMRO af. Hij overweegt dat het, voor de uitoefening van het bodemrecht door de ontvanger, in beginsel voldoende is dat de desbetreffende zaken zijn aan te merken als bodemzaken van de belastingschuldige in de zin van art. 22 lid 3 IW. Als dat het geval is, kan de ontvanger het bodemrecht van art. 22 lid 3 IW uitoefenen, tenzij sprake is van de in art. 22 § 5 lid 4 Leidraad Invordering 1990 bedoelde situatie dat die zaken in reële eigendom toebehoren aan een derde.

Nu het hof heeft vastgesteld dat de in beslag genomen machines niet in reële eigendom toebehoorden aan ABN AMRO Lease, deed die uitzondering zich niet voor en mocht de ontvanger derhalve gebruikmaken van het bodemrecht. Daartoe is niet vereist dat (apart vastgesteld wordt dat) de desbetreffende bodemzaken geheel of gedeeltelijk in economische eigendom toebehoren aan de belastingschuldige, of anderszins in een bepaalde (rechts)verhouding tot hem staan. Aan de wettelijke regeling van art. 22 lid 3 IW ligt immers het uitgangspunt ten grondslag dat zaken die zich op de bodem van de belastingschuldige bevinden, in een zodanige (feitelijke of juridische) verhouding tot hem staan dat uitoefening van het bodemrecht door de ontvanger gerechtvaardigd is.